GroenLinks raadslid Rudi van der Made schrijft wekelijks op donderdag zijn column "Donderpreek".

Ik weet niet precies wanneer het ontstaan is, maar ik heb er een afkeer van. Dat had ik al toen ik studeerde, waarschijnlijk is het toen ook ontstaan. Sommige studenten gebruikten het, en ik vond het maar niks. Ik ben niet in militaire dienst geweest (want ook van geweld heb ik een afkeer), maar vrienden van me die wel in het leger zaten, gebruikten het ook.
Politieagenten, brandweerlui, die hebben er ook een handje van om het te gebruiken. En ja, ambtenaren en politici, dat zijn de ergste gebruikers. Maar ik dus niet, ik heb er een afkeer van: het woord burger.

Mensen gebruiken het altijd om een groep mensen aan te duiden die niet tot hun selecte groepje behoort. Je hebt immers studenten en burgers, militairen en burgers, politie en burgers, brandweer en burgers, ambtenaren en burgers, politici en burgers.
Ook woorden die ervan afgeleid zijn, zijn voor mij besmet: inburgeren, goed burgerschap, burgerplicht. Hamburger gaat nog net, maar dan wel biologisch graag.

In de politiek is het wel lastig, zo'n allergie, want veel mensen bedoelen er niks kwaads mee, maar ik wantrouw ze onmiddelijk, alleen vanwege hun woordkeuze. Toch doe ik geen moeite om er van af te komen, van mijn afkeer. Het heeft namelijk wel een functie. Het weerhoudt me ervan om me lekker te wentelen in mijn selecte groepje dat gemeenteraad heet. Telkens als ik het woord burger hoor, en dat is vaak in de politiek, realiseer ik me dat ik een inwoner van Helmond ben die toevallig een vreemde hobby heeft.
Op die manier helpt mijn allergie mij om niet teveel ingeburgerd te raken in de politiek.