GroenLinks raadslid Rudi van der Made schrijft wekelijks op donderdag zijn column "Donderpreek".
Vertragen is een veelgebruikte tactiek om iets niet te doen, zonder toe te geven dat je het niet wilt doen. Het is een heel menselijk mechanisme. Je mijdt het conflict door de indruk te wekken dat je de mening van de ander serieus neemt, of zelfs door toe te zeggen dat je er iets mee zult doen. Vervolgens doe je er niets mee, en wacht af of die ander er nog ooit op terug komt.
Ik heb mezelf er in het verleden ook weleens schuldig aan gemaakt in mijn werk, laat ik het maar onder de noemer persoonlijke ontwikkeling scharen. Ik probeer er tegenwoordig alert op te zijn om het niet meer te doen, omdat eerlijkheid en duidelijkheid ten eerste veel effectiever zijn gebleken, en ten tweede ook veel meer voldoening geven.
Als gemeenteraadslid werd ik de afgelopen twee weken met twee zaken geconfronteerd, die bij mij de indruk wekten dat ik het slachtoffer van de bestuurlijke tactiek van vertraging ben geworden.
Ten eerste ontvingen we deze raadsinformatiebrief, waarin een toezegging van anderhalf jaar geleden feitelijk wordt ingetrokken (na herhaaldelijke herinneringen mijnerzijds). Het gaat om het meten van het aantal volwassen inwoners van Helmond dat een opleiding volgt. Het lijkt op het eerste gezicht een kleinigheidje waar geen onwil achter zit. Als je echter dieper kijkt naar het arbeidsmarktbeleid, en het voornaamste punt van kritiek daarop vanuit GroenLinks, zul je merken dat er wel meer achter zit.
Ik heb bij elke behandeling van het arbeidsmarktbeleid tegen wethouder Yeyden gezegd: GroenLinks wil veel meer aandacht voor scholing, zowel als onderdeel van reïntegratie, als ten behoeve van de doorstroming van werkenden. Telkens was zijn antwoord: dat doen we al volop. Ik miste echter concrete doelen in de plannen, en concrete cijfers om de resultaten te meten. Dat is de reden dat GroenLinks deze cijfers jaarlijks wil zien. Dat daar na anderhalf jaar nog geen concreet zicht op te geven is, bevestigt mijn vermoeden dat het te weinig aandacht krijgt, en dat er dus ook geen positieve resultaten te presenteren zijn. De laatste zin uit de brief, dat "verder toegewerkt zal worden naar informatievoorziening op dit thema", geeft mij dan ook geen enkel vertrouwen.
Het tweede geval waarvoor ik overweeg mijzelf bij slachtofferhulp te melden, betreft het de professionalisering van het peuterspeelzaalwerk (PSZ) en de uitbreiding van voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Hierover heb ik in de raadsvergadering van januari vragen gesteld, omdat we al meer dan een jaar slechts heel sporadisch iets hoorden over deze twee belangrijke ontwikkelingen, die uiterlijk in september 2009 en januari 2010 belangrijke resultaten moeten halen. Met name rond de opleiding van vrijwilligers is het zorgwekkend stil. De wethouder haalde in januari de angel uit het debat, door toe te zeggen dat de commissie Samenleving in maart middels een presentatie geinformeerd zou worden, en de gelegenheid tot vragen en discussie zou krijgen.
Inmiddels is het april, en u raadt het al: nog niets vernomen. Op mijn vraag wanneer we dit kunnen verwachten, heb ik te horen gekregen: in april weer een brief, en pas in juni de presentatie.
Als de wethouder dit in januari had gezegd, had de raad dat waarschijnlijk niet geaccepteerd. Ik ben benieuwd wat mijn collega's van deze gang van zaken vinden.